
Jurisprudentie
BB6676
Datum uitspraak2007-10-26
Datum gepubliceerd2007-10-30
RechtsgebiedSociale zekerheid
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamCentrale Raad van Beroep
Zaaknummers05/7425 WAO
Statusgepubliceerd
Datum gepubliceerd2007-10-30
RechtsgebiedSociale zekerheid
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamCentrale Raad van Beroep
Zaaknummers05/7425 WAO
Statusgepubliceerd
Indicatie
Schatting WAO.
Uitspraak
05/7425 WAO
Centrale Raad van Beroep
Meervoudige kamer
U I T S P R A A K
op het hoger beroep van:
[Appellant],
tegen de uitspraak van de rechtbank Arnhem van 10 november 2005, 05/2188 (hierna: de aangevallen uitspraak),
in het geding tussen:
appellant
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (hierna: het Uwv).
Datum uitspraak: 26 oktober 2007
I. PROCESVERLOOP
Namens appellant heeft mr. P. de Casparis, advocaat te Zoetermeer, hoger beroep ingesteld.
Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 14 september 2007. Appellant is in persoon verschenen, bijgestaan door mr. Van Deuzen, kantoorgenoot van mr. de Casparis. Het Uwv heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. F. van Dam.
II. OVERWEGINGEN
Appellant werkte als assistent planner transport binnenland bij [werkgever] toen hij in april 2003 zijn werkzaamheden gedeeltelijk staakte in verband met een klinische behandeling van al langer bestaande somatische klachten (psoriasis). In juni 2003 viel hij vervolgens wegens bijkomende psychische klachten volledig uit. Bij beslissing van
7 juli 2004 werd aan hem per einde wachttijd 9 april 2004 een uitkering ingevolge de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering (WAO) toegekend, berekend naar een mate van arbeidsongeschiktheid van 15 tot 25%.
Hangende de procedure in beroep heeft het Uwv zijn beslissing van 6 december 2004 waarbij het namens appellant gemaakte bezwaar ongegrond was verklaard herzien en bij beslissing op bezwaar van 13 mei 2005 (hierna: het bestreden besluit) de mate van appellant’s arbeidsongeschiktheid nader vastgesteld op 25 tot 35% per 9 april 2004.
De rechtbank Arnhem heeft het beroep ongegrond verklaard.
In hoger beroep heeft appellant de medische grondslag van het bestreden besluit aangevochten, alsook de passendheid van de geduide functies bestreden.
Voor wat betreft de medische kant van de schatting overweegt de Raad dat het Uwv met de bij herhaling naar voren gebrachte medische klachten reeds in voldoende mate rekening heeft gehouden. Hem is niet gebleken dat appellant meer of anders beperkt is dan aangegeven op de door de verzekeringsarts P.J.J. Bakker opgemaakte Functionele Mogelijkheden Lijst (FML) van 7 april 2004. Daarbij merkt de Raad op dat appellant zijn hoger beroep niet meer heeft onderbouwd met nadere, bijvoorbeeld van de hem (behandelend) artsen afkomstige, gegevens. De in de beroepsfase overgelegde informatie van de behandelend dermatoloog M.T. Bousema was reeds door de bezwaarverzekeringsarts O.J. van Kempen in haar beoordeling betrokken.
Voor wat betreft de arbeidskundige kant van de schatting ziet de Raad geen aanleiding te veronderstellen dat appellant met de voor hem vastgestelde beperkingen niet in staat zou zijn de geselecteerde functies te verrichten. In het bijzonder de in hoger beroep herhaalde grief dat hij vanwege psoriasis alsmede vanwege rugklachten voortkomend uit een oude hernia de functie van meteropnemer (Sbc-code 315181) niet zou kunnen uitoefenen, acht de Raad, onder verwijzing naar de rapportage van de bezwaararbeidsdeskundige R. Stroband van 14 maart 2005, door de rechtbank reeds voldoende weerlegd.
Ter zitting heeft de Raad ten slotte vastgesteld dat de geselecteerde functies zonder uitzondering beantwoorden aan de uit de beperking op de aspecten 6.1 (perioden van het etmaal) en 6.4 (overige beperkingen ten aanzien van werktijden) in de FML voortvloeiende voorwaarde dat er sprake moet zijn van een voldoende regelmatig arbeidspatroon, niet tussen 00.00 en 06.00 uur ’s-nachts.
Uit het vorenstaande volgt dat moet worden beslist zoals hierna in rubriek III. staat aangegeven.
De Raad acht geen termen aanwezig om toepassing te geven aan artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep,
Recht doende:
Bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door D.J. van der Vos als voorzitter en R.C. Stam en A.T. de Kwaasteniet als leden. De beslissing is, in tegenwoordigheid van M. Gunter als griffier, uitgesproken in het openbaar op 26 oktober 2007.
(get.) D.J. van der Vos.
(get.) M. Gunter.
JL